De Rijksuniversiteit Groningen meldt het volgende in haar nieuwsbericht.
Wie in Overijssel en Drenthe is kan zich moeilijk voorstellen dat hier in de middeleeuwen veel kastelen hebben gestaan. Toch stonden er minstens 134 burchten, adellijke huizen en versterkingen, zo blijkt uit promotieonderzoek van archeologe en landschapshistorica Diana Spiekhout. Dit rijke verleden was tot voor kort een vrijwel onbekende episode van de Nederlandse geschiedenis. Spiekhout schetst met haar uitgebreide onderzoek een geheel nieuw beeld van de kastelen in de Lage Landen. Ze promoveerde op 12 oktober aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Rechteren in het landschap (Foto © Albert Speelman)
Het Oversticht, zoals de regio destijds heette, was onderdeel van het territorium van de bisschop van Utrecht. Niemand mocht er zonder toestemming van hem of de koning kastelen bouwen. De praktijk verliep echter anders. Edelen zagen in tijden waarin het bisschoppelijk gezag zwak was hun kans schoon om hun machtspositie uit te breiden en hun status te verhogen door een burcht te laten optrekken. Zo ontstond tussen 1050 en 1450 het kastelenlandschap van het Oversticht. Spiekhouts beschrijving daarvan vertelt daarmee ook het verhaal van worstelende bisschoppen en hun vergeten machtsstrijd.
‘Luchtkastelen’
Mensen hebben vaak geen idee van de burchten en kloosters die vroeger in hun omgeving stonden, vertelt Spiekhout. ‘Het is een verdwenen wereld, waar ze zich geen beeld van kunnen vormen. Vaak zijn er alleen vanuit de lucht nog sporen van te zien. Daarom spreek ik zelf ook wel eens van “luchtkastelen”.’ Tijdens de droge zomers van de afgelopen jaren kon Spiekhout tot haar grote verrassing meer sporen ontdekken vanuit de lucht. Door de droogte werden andere patronen en restanten in de bodem zichtbaar.
Nieuw beeld van kastelen
Door de kastelen te bestuderen vanuit hun bouwgeschiedenis, landschappelijke ligging én bijbehorende samenleving heeft Spiekhout hun ontwikkeling tussen 1050 en 1450 gereconstrueerd. Niet eerder is in Europa zo’n uitgebreide studie verschenen waarin de ontwikkeling van burchten vanuit drie verschillende vakgebieden (archeologie, landschapsgeschiedenis en politieke geschiedenis) is bestudeerd. Deze nieuwe werkwijze geeft een impuls aan het kastelenonderzoek en heeft verrassende resultaten opgeleverd die de beeldvorming over kastelen in de Lage Landen doet veranderen. Spiekhout: ‘De meeste mensen denken bij een kasteel vooral aan een stevig omgracht gebouw, de zogenoemde hoofdburcht. Maar dat was slechts een deel. Veelal lagen daaromheen uitgebreide, complexe stelsels van meerdere wallen en grachten.’
De Hunenborg (Foto © Albert Speelman)
Burchten in de wildernis
Spiekhout ontdekte dat bouwheren in bepaalde tijden specifieke voorkeuren hadden voor ligging, functie en vorm. Zo lagen de oudste Overstichtse kastelen – de Twentse bisschoppelijke ringwalburchten Hunenborg en Schulenborg – in een afgelegen, lege wildernis. Beide zijn in het eerste kwart van de dertiende eeuw verlaten. Toen liet de bisschop inmiddels zijn burchten bouwen op belangrijke strategische knooppunten van (water)wegen, zoals bij Coevorden. Vanaf 1350 liet hij zelfs de grenzen van het Oversticht afsluiten door kastelen en langgerekte verdedigingsdijken, zogenoemde landweren.
Stempel gedrukt op omgeving
Edelen gebruikten kastelen op een andere manier, namelijk als een centraal punt om hun macht, rechten en bezit uit te breiden. Daarbij vormden deze kasteelheren het landschap ook. ‘De bewoners van kasteel Diepenheim hebben bijvoorbeeld duidelijk hun stempel gedrukt op de wijde omgeving van de burcht,’ vertelt Spiekhout. ‘Ze lieten een kerk bouwen, bemoeiden zich met ontginningen, bezaten veel boerderijen en maakten gebruik van speciale burchtsoldaten die gingen wonen in de buurt van de burcht. Zelfs tegenwoordig zijn de sporen hiervan nog zichtbaar, want de huizen van de burchtsoldaten zijn uitgegroeid tot prachtige landgoederen.’
Meer informatie
Diana Spiekhout, d.spiekhout@friesmuseum.nl